Austin-Sparks.net

Profetische Bediening

door T. Austin-Sparks

Hoofdstuk Twee - Een Stem Die Men Kan Missen

“Want die te Jeruzalem wonen, en hun oversten hebben, omdat ze Hem niet kenden, noch de stemmen der profeten, die op elke sabbat gelezen worden, de Schriften vervuld door Hem te veroordelen” (Hand. 13:27, Eng.V.).

Deze tekst is van grote betekenis en omvat een heel stuk geschiedenis, maar de onmiddellijke betekenis ervan is, dat als deze mensen — zij die te Jeruzalem wonen en hun oversten — werkelijk de dingen van God gekend hadden, ze heel anders gehandeld zouden hebben dan ze nu deden. Iedere week, sabbat na sabbat, jaar in jaar uit hoorden ze de Schriften. Maar, omdat ze niet werkelijk inzagen wat hetgeen ze hoorden betekende, handelden ze volkomen in strijd met dat wat ze hoorden, hoewel ze onder de soevereiniteit Gods, door deze handelwijze Gods Woord vervulden.

Dit is zeker een waarschuwend woord. Het geeft een verschrikkelijke mogelijkheid aan, namelijk dat je telkens weer hetzelfde kunt horen en toch de betekenis ervan mist; dat je je in strijd met je eigen belangen kunt gedragen, waarmee je je eigen ondergang bewerkt, terwijl het zo anders gekund had. Waar het om gaat is dit: er is een stem in de profeten die je kunt missen, een betekenis die niet verstaan wordt, en de gevolgen kunnen rampzalig zijn voor degenen die het betreft. “De stemmen der profeten” suggereert dat er iets achter de woorden van de profeten ligt. Er is een “stem”. Misschien horen we een geluid, misschien horen we de woorden, en toch niet de stem die erachter ligt. Dit is wat onze tekst naar voren brengt, dat men week in week uit, maand in maand uit, jaar in jaar uit, de profeten hoorbaar gelezen heeft, en toch hebben zij die het hoorden, de stem niet gehoord. Wat nodig is, is dat we de stem van de profeten horen.

Als u dit dertiende hoofdstuk van Handelingen in zijn geheel leest, zult u tot de ontdekking komen dat dit fragmentje in een heel belangrijke context staat. Dit hoofdstuk is het begin van een nieuwe ontwikkeling. Daar in Antiochië waren enkele broeders bij elkaar, onder anderen Saulus, en de Heilige Geest zei: “Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk, waartoe Ik hen geroepen heb.” Dat was een nieuwe ontwikkeling, iets verstrekkends, een uitgaan. Maar u hebt het hoofdstuk nog niet uit voordat u een andere crisis tegenkomt, die onvermijdelijk werd toen er in een zekere plaats een grote menigte samenkwam en de Joden, die weigerden het Woord te gehoorzamen, een rel ontketenden. De apostelen zeiden toen het volgende: “Het was nodig, dat eerst tot u het woord Gods werd gesproken, doch nu gij het verstoot en u het eeuwige leven niet waardig keurt, zie, nu wenden wij ons tot de heidenen” (vs. 46); en zij baseerden zich op een aanhaling uit de profeet Jesaja (49:6): “Ik heb u gesteld tot een licht der heidenen”. Dit waren mijlpalen in de geschiedenis van de gemeente. Men keerde zich af van de Joden als volk, en wendde zich bewust tot de heidenen, om hen binnen te brengen. De reden was dat de Joden deze profeten sabbat na sabbat gehoord hadden, maar hun stem niet. Grote dingen zijn afhankelijk van het wel of niet horen van de stem. Het niet-horen kan tot onherstelbaar verlies leiden. Dat was zo in het geval van Israël, maar aan de andere kant verblijdden de heidenen zich. Er staat in vers 48: “Toen nu de heidenen dit hoorden, verblijdden zij zich en verheerlijkten het woord des Heren”. Het is geen geringe zaak om een oor te hebben om te horen en er acht op te geven.

Oudtestamentische profeten in het Nieuwe Testament

We willen nu wat nader ingaan op “de stemmen der profeten”. Een feit van groot belang is, dat de profeten zo’n grote plaats in het Nieuwe Testament innemen. Bent u wel eens nagegaan hoe groot die plaats is? Zoals u weet wordt in de evangeliën heel veel geciteerd uit de zogenaamde “grote” profeten. “Opdat vervuld zou worden hetgeen gesproken was door de profeet …” Hoe vaak komt dat zinnetje niet in de evangeliën voor! Alleen al bij de geboorte van de Here Jezus worden dikwijls de grote profeten geciteerd. En als u van de evangeliën naar Handelingen en de Brieven gaat, ziet u daar veel citaten uit de zogenaamde kleine profeten — niet klein omdat ze minder belangrijk waren dan de andere, maar omdat ze veel minder geschreven hebben. Het is van zeer grote betekenis dat deze kleine profeten zo vaak aangehaald worden in het Nieuwe Testament, meer dan vijftig keer in totaal.

Profeten — mannen met visie

Hieruit komen twee factoren naar voren. De ene betreft de profeten zelf: waarom hebben zij zo’n grote plaats in het Nieuwe Testament? Het antwoord hierop is eigenlijk weer een vraag: wat is de betekenis van de profeten? Zij zijn “zieners” (1 Sam. 9:9); zij zijn mensen die zien en zodoende functioneren als ogen voor het volk van God. Zij zijn mannen met visie. En het feit dat ze zo vaak in het Nieuwe Testament aangehaald worden toont aan hoe ongelooflijk belangrijk geestelijke visie is voor het volk van God. De tweede factor is uiteraard de visie zelf, maar ik wil er nu niet over uitweiden wat die visie precies inhoudt. Ik geloof dat de Heer nu voornamelijk het grote belang van geestelijke visie wil beklemtonen. Zonder die visie zal het volk van God zijn roeping nooit kunnen vervullen.

Visie geeft het leven een doel

We willen nu iets zien van de plaats die visie, geestelijk zien, inneemt. Het heeft niets te maken met visionair zijn. Het is iets heel bepaalds, iets heel concreets, het is de visie. De profeten wisten waar ze over praatten — niet over abstracte ideeën, maar over iets heel bepaalds. Visie is heel specifiek, iets wat de Heer na aan het hart ligt en dat het leven domineert van hen die het ontvangen hebben, helder, duidelijk, precies, specifiek. Het gaat hun hele leven beheersen, zodat hun hele bestaan er om draait. Zulke mensen weten waarom ze bestaan; ze kennen het doel waarvoor ze leven en kunnen het ook onder woorden brengen; hun horizon wordt daardoor bepaald; het vult hun leven. Het is een doel dat alle dingen in hun leven bepaalt. Ze leven niet zomaar hier op aarde en doen van alles tot ze hun einde bereiken, maar alle dingen in het menselijk leven zijn verbonden met dit duidelijke, allesbeheersende doel. Zo’n visie geeft het leven zijn betekenis. Het is niet nodig dat ik u meeneem door de geschiedenis van Israël en aantoon hoe alles door deze waarheid bepaald werd. Toen Israël recht stond voor God, was het inderdaad zo dat alles om dat ene doel ging; dat bepaalde inderdaad alle dingen. En voordat we verder gaan willen we herhalen dat we al deze profeten, die de ogen van God voor het volk waren en een belichaming van Gods gedachte en doel voor hen, hun goddelijke roeping, Gods verklaring van hun bestaan, terugvinden in het Nieuwe Testament, in de tijd van de gemeente. Dat houdt in dat de gemeente ook zo zal moeten zijn als ze werkelijk in Gods weg wil gaan. De gemeente moet kunnen zien, beheerst door een specifiek doel en visie, en weten waarom ze bestaat, zonder enige twijfel daaromtrent, volkomen overgegeven aan dat doel, zodat ze alle andere dingen in het leven daarmee in overeenstemming brengt.

Onze houding dient zo te zijn, ook al hebben we in deze wereld noodzakelijkerwijs van alles te doen. We moeten ons brood verdienen en ons dagelijks werk doen, maar toch is er iets anders dat alles bepaalt en dat is een goddelijke visie. Al het andere moet buigen voor dat ene goddelijke doel. Dit is de eerste verklaring van het feit dat de profeten zo‘n grote plaats in deze bedeling innemen. Als u zelf alle teksten nagaat in het Nieuwe Testament zult u zien hoe de profeten worden aangehaald en toegepast in de verschillende aspecten van het gemeenteleven. Dat is zeer indrukwekkend.

Visie maakt één

Deze visie, de visie, maakte Israël één en hield het sterk. Wanneer de visie hun duidelijk voor ogen stond, wanneer hun ogen open waren en ze konden zien, wanneer ze op één lijn waren met Gods voornemen, wanneer ze beheerst werden door dat doel waartoe God hen geroepen had, waren ze één volk, één gemaakt door de visie. Ze hadden een zuiver oog (eenvoudig S.V.). Dat kleine zinnetje “Indien uw oog zuiver is …” (Eng.Vert.: enkelvoudig; Mat. 6:22), betekent veel meer dan we misschien tot nu toe beseft hebben. Een zuiver oog maakt ons hele leven en gedrag één. Als u een man of vrouw bent van “één ding”, zal alles daaraan ondergeschikt worden. Dat hoeft op zich niet altijd iets fijns te zijn, maar in dit geval wel. Mensen die bezeten zijn van één ding, van iets geobsedeerd zijn zodat ze daar alleen maar over kunnen praten, zijn dikwijls moeilijke en lastige mensen. Maar er is ook een juiste, een goddelijke manier, waarop Gods kinderen mensen met een zuiver, enkelvoudig oog zijn, door één gedachte gegrepen. Die zuiverheid van oog coördineert alle dingen in ons leven.

Tijdens de zeldzame periodes dat Israël zo was, waren ze wonderbaar één als volk. Aan de andere kant zien we dat ze, zodra de visie wegebde, verbrokkelden; ze werden verdeeld en gescheurd. Dan waren het mensen met allerlei verschillende belangen en activiteiten die ruzie maakten met elkaar. Hoe waar is dat woord in Spreuken 29:18: “Daar waar geen visie is, komt het volk om” (valt het uiteen, Eng.V.) En zo ging het ook met Israël. Zie maar hoe het ten tijde van Eli ging, toen er geen “openbaar gezicht” was (1 Sam. 3:1 S.V.), geen visie, zoals de Engelse vertaling zegt. Wat een gedesintegreerd volk was het, wat een onsamenhangend geheel! Dat gebeurde vele malen. De visie was een verenigende, samenbundelende kracht, die het volk tot een hechte eenheid maakte. En in die eenheid lag hun sterkte, en geen vijand kon ze weerstaan. Zie hoe ze triomfantelijk optrokken naar Jericho! Zolang ze dat ene doel voor ogen hadden, kon niemand voor hen standhouden. Hun sterkte lag in hun eenheid, en hun eenheid lag in hun visie. De vijand weet wat hij doet als hij de visie wegneemt of verwart: hij verdeelt het volk van God.

Visie — een verdedigende kracht

Wat een verdedigende kracht is visie op deze wijze! De vijand heeft heel weinig kans als wij een volk zijn dat gericht is op één ding! Als wij allerlei verdeelde en persoonlijke interesses hebben, kan de vijand heel wat vernieling aanrichten. Maar hij krijgt geen kans wanneer iedereen gericht is op één goddelijk doel. Hij moet ons op de een of andere wijze verdelen, ons in verwarring brengen, ons uit elkaar slaan, voordat hij zijn werk kan doen en Gods doel verhinderen. Al die trekken van zelfmedelijden en eigenbelang, die voortdurend binnen willen sluipen en willen roven, kunnen nooit binnen komen als de visie ons helder voor ogen staat en wij daar als één volk op gericht zijn. Het is ongelooflijk verdedigend. De apostel zegt ons in Romeinen 12:11 dat we “in ijver onverdroten” moeten zijn en “vurig van geest” de Here moeten dienen. Moffatt vertaalt “vurig van geest” als “de geestelijke vuurgloed in standhouden”. Als we van ganser harte gericht zijn op dat ene doel van God, beschermt dat ons op wonderbare wijze. Als Gods volk zo is, sluiten zich de bressen en alles wat wil binnensluipen om af te leiden en te verlammen wordt weerstaan.

Visie — vastberadenheid en groei

Visie was als een vlam in de profeten. Deze mannen waren als vlammend vuur. Ze waren in geen enkel ding neutraal; ze waren agressief, nooit passief. Dat is het gevolg van visie. Als u werkelijk gezien hebt wat de Heer verlangt, kunt u niet halfhartig zijn. U kunt niet passief zijn als u werkelijk ziet. Zoek iemand die gezien heeft, en u treft een positief leven aan. En omgekeerd, iemand die niet ziet, niet zeker is, niet duidelijk, leeft een neutraal, negatief leven waar niets van uitgaat. Deze profeten waren mannen als vuurvlammen, omdat ze zagen. En toen Israël wandelde naar de goddelijke roeping, was het positief en agressief. Toen de visie verdween, hield dat op, toen draaide het om henzelf; ze trokken in kringetjes rond en kwamen nergens.

Deze agressiviteit, die de vrucht is van het zien, geeft de Heer de basis die Hij nodig heeft om ons te vormen en te disciplineren. Het betekent niet dat we nooit meer fouten zullen maken. In het Nieuwe Testament ziet u dat zelfs een gekruisigd man als Paulus fouten kon maken. Petrus, zo gebruikt en zo getuchtigd door de Heer, kon ook fouten maken. Ja, apostelen konden fouten maken. En profeten ook. “Wat doet gij hier, Elia?” (1 Kon. 19:9). Dat betekent zoiets als: “Je hebt hier niets te maken”. Profeten en apostelen konden inderdaad fouten maken, en ze deden het ook, maar we kunnen dit zeggen: omdat ze gezien hadden en volkomen toegewijd waren aan datgene wat ze van Gods hart gezien hadden, kon de Here op overvloedige wijze binnenkomen in hun fouten, ze in Zijn soevereiniteit terzijde schuiven en Zijn dienstknechten iets meer van Hemzelf en Zijn wegen leren.

Dit ligt heel anders bij mensen die geen duidelijke visie hebben. Ze menen het niet ernstig, zijn niet volkomen toegewijd, leren nooit iets van de Heer. Alleen mensen die zich toewijden, die alles opgeven voor het licht dat de Heer hen gegeven heeft, ontdekken hun fouten — de fouten van hun ijver — en leggen die in de soevereine handen van de Heer. Dan kan de Here hen onderwijzen, juist door die fouten heen, wat Zijn gedachten zijn, hoe Hij de dingen doet, en hoe Hij ze niet doet. Als we blijven wachten in onzekerheid en niets doen voordat we alles weten, zullen we niets leren.

Hebt u nooit opgemerkt dat alleen de mannen en vrouwen van wie de harten in brand staan voor God, die werkelijk iets van de Here gezien hebben en machtig gegrepen zijn door wat ze gezien hebben, de mensen zijn die iets leren? De Here onderwijst hen. Hij staat niet toe dat hun blunders en fouten hen ten onder doen gaan. In Zijn soevereiniteit grijpt Hij in en op den duur kunnen zij zeggen: Ja, ik heb verschrikkelijke blunders gemaakt, maar de Here heeft op wonderbare wijze voorzien en zelfs iets goeds daaruit voortgebracht. Als we zo zijn dat onze visie, van de Heer verkregen, ons hele wezen beheerst, zal de Here voor ons zorgen zelfs als we fouten maken, omdat Zijn belangen op het spel staan. Zijn belangen en niet de onze liggen ons het naast aan het hart. De profeten en apostelen leerden juist door hun fouten de Here op wonderlijke wijze kennen, want hun fouten kwamen niet voort uit hun eigen koppige wil, maar uit een echte liefde voor God en voor wat Hij hen had laten zien over Zijn voornemen.

Visie geeft overwicht aan Gods volk

Nu willen we opmerken dat de plaats die God voor Israël bestemd had, verheven boven alle volkeren der aarde, als een instrument van geestelijke heerschappij, gebaseerd was op visie. De Here had hun beloofd dat geen enkel volk over hen zou heersen. Zijn gedachte voor hen was dat ze “een hoofd en niet een staart” zouden zijn (Deut. 28:13). Maar dat zou niet buiten hen om gaan, los van hun toestand en situatie. Ze konden slechts hoofd zijn en geen staart als ze gezamenlijk als volk de visie vasthielden, daardoor beheerst en verenigd. Alleen dan zouden ze een positie van overwicht kunnen innemen.
En dat brengt ons weer bij die profeten, de latere profeten van Israël. Waarom waren de profeten er? Omdat Israël zijn positie verloren had. Assyrië, Babylon en de rest hadden de overhand over hen omdat ze hun visie verloren hadden. In de zogenaamde kleine profeten leest u hier veel over. “Mijn volk gaat te gronde door gebrek aan kennis” (Hosea 4:6). Dit is de toon van al die profeten. Waarom is de situatie zo? Waarom is Israël overgeleverd aan zijn vijanden? Het antwoord is: ze hebben hun visie verloren. De profeet probeert hen terug te brengen tot de visie. De profeet heeft de visie, hij functioneert als de ogen van het volk; hij roept hen terug naar datgene waartoe God hen uitverkoren had, om hun opnieuw te laten zien waarom Hij hen afgezonderd had uit de volkeren.

Visie — nodig voor ieder kind van God

We hebben de nadruk gelegd op het belang van visie. Misschien vraagt u zich af waar dit alles toe leidt. U zegt misschien: Wat is de visie dan? Daar gaan we nu niet op in (in een van de volgende hoofdstukken gaat T.A.-S. hier uitvoerig op in, vertaler). Waar het ons nu om gaat is dat visie noodzakelijk is, absoluut noodzakelijk voor de gemeente in onze tijd, voor u en mij. En hoewel het voornamelijk iets is van de gemeente (corporatief), iets dat in Gods volk aanwezig dient te zijn, ook al is dat volk niet meer dan een overblijfsel, een klein groepje onder het volk van God, toch moet het tevens persoonlijk zijn. U en ik individueel moeten zover komen dat we kunnen zeggen: “Ik heb het gezien, ik weet wat God verlangt!” Als men ons zou vragen waarom de gemeente is zoals ze is in onze tijd, zo machteloos en zo verdeeld, en wat er nodig is om daarin verandering te brengen en haar hemels te maken, zouden we dan antwoord kunnen geven? Is het aanmatigend om te beweren dat wel te kunnen? De profeten wisten het, en vergeet niet dat de profeten, of ze nu in het Oude Testament of in het Nieuwe Testament leefden, geen geïsoleerde groep mensen waren, geen klasse apart met een officiële functie. Zij waren de ogen van het Lichaam. Zij waren in Gods gedachten, het volk van God. U kent dat principe. We zien dit bijvoorbeeld bij de hogepriester. God zag op die ene hogepriester alsof hij heel Israël was, en handelde met geheel Israël op grond van de toestand van de hogepriester, hetzij goed of slecht. Als de hogepriester slecht was — “en Hij deed mij de hogepriester Jozua zien, … met vuile klederen bekleed” (Zach. 3:1-5) — dan was dat Israël; God handelde met Israël als was het één man. Hetzelfde met de profeet. Daarom is de profeet zo verweven met de toestand en het leven van het volk. Luister maar naar het gebed van de profeet Daniel. Persoonlijk was hij niet schuldig, persoonlijk had hij niet gezondigd zoals het volk, maar toch nam hij alle schuld op zich en sprak alsof het zijn verantwoordelijkheid was, alsof hij de grootste zondaar was. Er is zo’n eenheid van de profeten met de toestand van het volk, in ervaring, in lijden, dat ze zichzelf onmogelijk kunnen zien als functionarissen, die los van dat alles er van buitenaf tegen spreken. Nee, ze zijn er in, zij zijn het.

Wat ik wil zeggen is dit, dat we geen visie hoeven te krijgen door een speciale groep mensen, dienaren, profeten en apostelen. Ze zijn hier slechts om ons ervan bewust te maken wat wij behoren te zijn voor God, om ons voortdurend op te porren en te zeggen: Kijk hier, zo wil God dat jullie zijn. En daarom behoort het van ieder van ons persoonlijk waar te zijn dat we de betekenis van deze profetische bediening verstaan. De gemeente is geroepen om een profeet voor de volkeren te zijn. Mag ik mijn vraag herhalen: Kunt u zeggen wat de gemeente in onze tijd nodig heeft? Zou u de situatie zoals die is kunnen interpreteren in het licht van wat de Here u heeft laten zien in uw hart? God heeft zulke mensen nodig, die in meerdere of mindere mate de sleutel tot de situatie hebben. Het moet persoonlijk zijn.

Visie vereist moed

Maar vergeet niet dat er ongelooflijk veel moed voor nodig is. O, de moed van deze profeten! — moed tegenover compromis en politiek. O, de rampzalige gevolgen van politiek, van schipperen, van allerlei overwegingen! “Misschien verliezen we een kans als we zo radicaal zijn. Als we deze positie innemen, worden onze kansen om de Here te dienen dan niet minder?” Dat is politiek en het heeft rampzalige gevolgen. Menigeen die iets gezien heeft, en daarover begon te spreken, heeft een dergelijke reactie van zijn eigen broeders en zusters gekregen, van hen voor wie hij verantwoordelijk was, zodat hij terugkrabbelde. “Het is gevaarlijk om daarmee door te gaan”. Politiek! Nee, zo waren de profeten niet. Zijn wij toegewijd omdat wij gezien hebben?

Het zal iets kosten, en het is beter om dat meteen maar onder ogen te zien. We lezen in Hebreeën 11 dat kleine zinnetje “ze zijn doormidden gezaagd”. De overlevering zegt dat dit betrekking had op de profeet Jesaja, dat hij degene was die doormidden werd gezaagd. Lees Jesaja 53. Er is niets subliemer in het hele Oude Testament en daarvoor werd hij doormidden gezaagd. Had hij het bij het rechte eind? Ja zeker, anders zouden wij geen christen zijn. Maar de duivel was er niet blij mee en dus werd Jesaja doormidden gezaagd. Visie hebben en daar voor honderd procent voor staan, is iets geweldigs, maar er zijn ook hoge kosten aan verbonden. We laten het voorlopig hierbij. Maar ik vraag u wel of u er mee naar de Heer wilt gaan en wilt zeggen: Hoeveel heb ik gezien? Heb ik, na alles wat ik gehoord heb, na alle conferenties en samenkomsten die ik bijgewoond heb, de stem van de profeten wel gehoord? Ik heb de sprekers hun toespraken horen houden, maar heb ik de stem gehoord? Als dat inderdaad zo is, zal dat verstrekkende gevolgen hebben. Zo niet, dan is het tijd dat we hiermee naar de Heer gaan. Dit mag zo niet doorgaan! Wat gebeurde er in Handelingen 13? Horende hebben ze niet gehoord; maar daar waar wel een oor was, gebeurden er geweldige dingen.

T. Austin-Sparks wilde dat wat om niet werd ontvangen ook om niet wordt gegeven, zodat zijn boeken en artikelen geen copyrights kennen - toen noch nu. Het gebruik van deze artikelen slaat u dus vrij, maar als u iets van deze site doorgeeft aan anderen vragen we u wel dit net zo te doen, d.w.z. zonder aanpassingen, kosten of copyrights.